Ik zit met mijn handen in het haar en het huilen staat me nader dan het lachen. Onze pleegzoon van bijna drie woont nu ruim een maand bij ons. We zijn vol goede moed gestart, maar inmiddels kun je me opvegen. Hij is dwars, komt chagrijnig uit bed en als ik zeg dat hij iets niet mag doen, dan doet hij het nog eens terwijl hij me glimlachend aankijkt. Ik vraag me af of ik gewoon te maken heb met een eigenwijze peuter of met een getraumatiseerd kind.
Ik durf niemand te bellen om het van me af te praten, uit angst dat ze zullen bevestigen dat ik ben hoe ik me voel: een mislukte pleegmoeder en zeker een mislukte pedagoog.
Ik ben zo moe van het continu nadenken over mijn handelen: elk woord wat ik zeg, elke keuze die ik maak, de balans tussen consequent willen zijn en tegelijkertijd het kind niet willen overvragen. Hij moet hier nog zo wennen.
Tekortschieten
Omdat ik door al mijn tools heen ben, besluit ik te gaan bidden. Leermoment: voortaan andersom aanpakken... Het lucht op om God om hulp te vragen en te weten dat ik bij Hem de schijn niet hoef op te houden: Hij heeft mijn worsteling en mijn zwakke momenten allang gezien.
Ik moet denken aan 1 Korinthe 13, dus ik pak mijn Bijbel. Een beetje met tegenzin – dit stuk ken ik toch allang? – begin ik te lezen. Al zou ik het geloof hebben om bergen te verzetten, maar ik had de liefde niet, ik was niets. (…) De liefde is geduldig, zij is vriendelijk.
Ik laat mijn tranen maar even de vrije loop. Wat schiet ik ongelooflijk tekort. Vriendelijk? Geduldig? Die eigenschappen zijn mij vandaag totaal vreemd. Maar ze zijn God niet vreemd. Dit gaat namelijk over Zijn liefde. Niet over mijn gebrekkige versie daarvan.
Dikke knuffel
Ik realiseer me dat ik alle kennis kan hebben, straks hopelijk jarenlange pleegzorgervaring, een mooi diploma op zak en een huis vol opvoedboeken. Maar heb ik de liefde niet, dan ben ik niets.
Na een dankgebed loop ik naar boven om onze pleegzoon uit bed te halen na zijn middagslaapje. Wonderlijk genoeg staat hij me met een grote glimlach in zijn ledikantje op te wachten. Ik til hem op en geef hem een dikke knuffel. Hij vouwt zich om me heen en aait over mijn rug, alsof hij wil zeggen: ‘Ik heb gemerkt dat je het moeilijk vond vandaag.’
We gaan er samen weer tegenaan.